Dit kevertje wordt ongeveer 7 mm lang.
Dekschilden en lichaam zijn bont getekend.
Bovendien bestaan er duidelijke geslachtsverschillen:
de mannetjes hebben blauwe dekschilden met een rood
uitstekend achterlijf, de vrouwtjes hebben rode dekschilden.
Typerend voor schijnboktorren zijn de bij het mannetje
aan de onderkant van het lichaam uitstekende huidlobben
en de klieren die een lokstof uitscheiden.
Bij de balts stulpt het mannetje de lobben uit
en scheide de geurstof af.
De vrouwtjes bijten zich in deze huidblazen vast
en worden door de geurstof paringsbereid.
De kevers zijn vooral te vinden op bloemenweiden.
Zij leiden, net als de larven, een roofachtig bestaan. Angelfire.
Lees meer
Reacties (1)