Deze kever is lichtbruin, 14-18mm lang met een geelbruine beharing. Hij is iets 'ronder' en kleiner dan de meikever en heeft geen witte vlekken op de zijkant van zijn achterlijf.
Tot op heden is de soort alleen waargenomen op een aantal plaatsen in het midden, oosten en zuiden van ons land. De larve van deze soort, die net als bij de meikever ook engerlingen heten, kunnen ernstige schade veroorzaken. Dit kwam vooral voor op sportvelden in de buurt van Venlo, Enschede en Aalten. Op een aantal golfterreinen was de junikever in de negentiger jaren zeer talrijk en schadelijk, terwijl bv de meikever een veel kleinere rol speelden.
De vliegperiode van de kevers is afhankelijk van de bodemtemperaturen gedurende het voorjaar. De vlucht van de junikever is zeer opmerkelijk. Deze begint, evenals bij de meikever het geval is, 's-avonds wanneer de zon juist is ondergegaan en duurt ongeveer een uur, afhankelijk van de weersgesteldheid. In tegenstelling tot de meikevers vliegen de junikevers niet in de duisternis en oriënteren zich niet op lamplicht.
Na de vlucht verdwijnen beide sexen in de dichte bodemvegetatie. De paring vindt plaats op het gras waarna het wijfje nog enige minuten rondloopt alvorens de grond in te gaan om eieren te leggen. na een maand komen de larven komen uit het ei. In de loop van de zomer ontwikkelen ze zich tot tweede stadium larven en overwinteren in dit stadium. Het volgend jaar groeien deze uit tot derde stadium larven welke overwinteren op ongeveer 40 cm diepte. In het jaar daarop verpoppen de overwinterde derde larvenstadia zich in mei. Het popstadium duurt ongeveer 30 dagen. De uitgekleurde adulten wachten onder de grond tot de geschikte temperatuur is bereikt om tevoorschijn te komen. De junikever heeft één generatie per twee jaar.