Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Saskia van Loenen: Bloedlink

  •  
31-03-2019
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
saskia_van_loenen_01.jpg
Een paar dagen vakantie in Zuid-Limburg, lekker alleen. Ik verheugde me er al maanden op. In een losbarstende lente heerlijk wandelen en vogels kijken in dat prachtige heuvellandschap.
Alleen: het regende al dagen aan een stuk. Ach, hoe meer er nu valt, hoe minder er overblijft voor straks, riep ik elke dag wat harder. Die tegeltjeswijsheid bleek niet wetenschappelijk onderbouwd. Het goot nog steeds onafgebroken toen ik aankwam bij het hotel in Vaals, waar grote paraplu’s werden uitgedeeld aan chagrijnige gasten. Nu ben ik niet iemand die gaat piepen bij een beetje regen. Ik had pas nog een fantastisch regenjack gekocht waarmee ik zelfs in hondenweer nog vogels kon kijken. Maar je hebt hondenweer en hondenweer.
Na een mislukte wandelpoging bij het toeristische Drielandenpunt, voor het eerst in de historie een spookachtig niemandsland wegens inferno van horizontale slagregens en rukwinden, moest het op dag drie dan toch echt gebeuren. Volgens Buienradar zou het die ochtend één uurtje droog zijn in Zuid-Limburg; overigens het enige stukje Nederland waar permanent een grote blauwe vlek zichtbaar was. De mooiste wandeling van de streek koos ik, eentje die de frustratie van de afgelopen peperdure binnen-zit-dagen in één klap zou doen vergeten. Het paradijselijke Geuldal. Een paar jaar terug zag ik hier mijn eerste grote gele kwikstaart, mijn eerste geelgorzen. Een sprookjesplek.
Exact op de seconde dat het inderdaad stopte met gieten begon ik aan mijn droomwandeling. Het water in de Geul stond wel hoog. Er lagen plassen in de weide. Normaal valt dan een kwartje: iets met regen en dal. Dit blondje ging dóór. Al snel stuitte ik op een megaplas. Maar kijk: vlak langs het prikkeldraad staken een paar graspolletjes omhoog – al hinkstapspringend kon ik die plas makkelijk tackelen, redeneerde het wicht. Ik sprong op het eerste polletje en voelde mijn schoenen wegzakken in het koude water, dieper en dieper. Het prikkeldraad omklemmend realiseerde ik me dat ik behoorlijk voor lul stond, middenin dit nieuwste meer van Limburg – maar goddank was ik de enige die uitgerekend hier ging wandelen. Met het water tot halverwege mijn onderbenen overdacht ik mijn opties. Óf terug en een mislukte vakantie afsluiten zonder ook maar één wandeling, óf naar de overkant waden en met soppende schoenen die 8 kilometer afmaken. Liefde maakt blind: ik dacht aan mijn eerdere vogeloogst hier en koos voor het laatste.
Hindernis twee volgde spoedig: wéér een diepe plas in de volle breedte. Maar kijk, dacht de optimist: helemaal rechts een randje droog, net naast de bramenstruiken. Dat randje bleek alleen instabieler dan het eruit zag, en de braamtakken aanmerkelijk scherper dan ingeschat. Maar toen kon ik al geen kant meer op en moest ik nog een paar meter, voetje voor voetje, mij vasthoudend aan de takken, die zich bij zoveel onbenul juichend vastgrepen aan hun prooi. Doornen boorden zich in mijn handen, door mijn spijkerbroek en mijn nieuwe jack, haakten in mijn gezicht, trokken plukken haar uit mijn hoofd. Maar als ik nu los zou laten zou ik achterover in die plas vallen. Ik voelde een straaltje bloed mijn nek inlopen, keek om me heen en wist dat niemand mij hier zou horen, zien of vinden. Druipend van modder en bloed bereikte ik het eind van de plas.
Nu kon het alleen nog maar meevallen. Nog geen kilometer verder kolkte een snelstromende rivier op wat eens een wandelpad was. Omkeren was de enige optie. Inclusief de moordzuchtige braamtakken. Het trok dicht, de wind werd weer stormachtig, bomen kraakten vervaarlijk, de eerste druppels vielen al. Bang voor de Nederlandse natuur, het was een openbaring. Wat beweerde die J.C. Bloem ook alweer? ‘Wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant’. Geloof nooit een dichter. Bloedlink, die natuur van ons. Zelden voelde ik me zo nietig en kwetsbaar als in deze overweldigende natuur van Zuid-Limburg, die mij zo van de kaart leek te kunnen vegen. En alle vogels waren slimmer dan ik, want op tijd gevlucht. Er waaide welgeteld één vink voorbij.
Bij de receptie van het luxe hotel waren ze blij dat het smerige gedrocht uitcheckte.
Thuisgekomen brak de zon door. Het Journaal meldde die avond wegens de extreme regenval van de laatste dagen veiligheidsinspecties bij het riviertje de Geul. In mijn tuin lachten twaalf vinken mij uit.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.