Eén persoon is de zoeker en telt met de ogen dicht tot een afgesproken getal, terwijl de anderen zich verstoppen. Dit kan buiten zijn op een terrein met veel verstopplaatsen, zoals een schoolplein, maar met kleine kinderen is het ook heel goed binnen te spelen. Na het tellen roept de zoeker “Wie niet weg is, is gezien, ik kom!” en probeert iedereen te vinden die zich heeft verstopt. Of de zoeker moet na het tellen wachten tot hij “Kom maar” hoort roepen waarna hij mag beginnen met zoeken. Een voordeel van het laatste is dat de zoeker daarmee ook meteen een hint krijgt, waar hij precies moet zoeken. Het spel is afgelopen als de zoeker iedereen heeft gevonden.
Lees meer
Reacties (1)