Bron Wikipedia
Deze soort heeft een bruin, vrij rond en plat, leerachtig achterlijf. Aan weerszijden van het halsschild zijn puntige, opstaande uitsteeksels zichtbaar die iets weg hebben van 'schouders'. De vierledige antennes zijn ongeveer de helft van de lichaamslengte en duidelijk zichtbaar vanwege de roodoranje kleur maar met een zwart uiteinde. Ook de achtervleugels zijn roodoranje maar zitten in rust verstopt onder de hemelytra (deels verdikte voorvleugels). De poten hebben maar 2 tarsleden. De platte 'rand' om het achterlijf is lichtbruin gestreept bij volwassen exemplaren. Het scutellum (schildje), een driehoekig deel van het mesonotum is bij deze soort zoals bij vrijwel alle wantsen goed zichtbaar tussen de voorkanten van de hemelytra en vrij recht van vorm. Op het achterlijf zijn de dunne vliezige delen van de hemelytra over elkaar gevouwen. De maximale lengte is ongeveer 15 millimeter, het mannetjes blijft iets kleiner dan het vrouwtje maar heeft langere antennes.
Lees meer
Reacties (1)
Prachtige prehistorische wants en goeie info !
gr. Joop