Zijn warme oranjebruine borst, de zwarte gezichtsstreep en die verfijnde witte wenkbrauwstreep gaven hem een opvallend statig voorkomen – bijna alsof hij, klein als hij is, toch een soort waardigheid uitstraalt die doet denken aan de ingetogen pracht van een oude geestelijke. Het is wellicht geen toeval dat zijn naam, ‘paapje’, waarschijnlijk teruggaat op het oude woord ‘paap’ – een benaming voor katholieke priester – waarmee men in zijn kleur en houding iets van die beschouwende ernst meende te herkennen. Vrouwtjes zijn wat minder uitbundig "gekleed" maar toch onmiskenbaar.
Maar achter die serene aanblik schuilt een kwetsbaar verhaal. Het paapje is een trekvogel die zijn zomer in onze contreien doorbrengt, vooral in bloemrijke, halfopen landschappen zoals vochtige hooilanden, ruige heidevelden en vergraste veengebieden. In Nederland staat hij al een tijdje op de rode lijst broeden ze tegenwoordig nog slechts op enkele plekken, zoals het Fochteloërveen in het noordoosten van het land. Het nest, goed verborgen in het gras of tussen lage struiken, biedt onderdak aan vier tot zes eieren, die door het vrouwtje in zo'n twee weken worden uitgebroed. Na nog eens twaalf tot vijftien dagen vliegen de jongen uit, meestal begin juni, maar vaak volgt er nog een tweede legsel.
Lees meer
Reacties (1)
Wat een bijzondere ontmoeting. Je hebt je een mooie foto van kunnen maken
vrgr Annelies V.